‘Saufen für den Führer’

‘Saufen für den Führer’ (‘drinken voor de leider’). Zo noemde de bevolking de wijnpromoties die de nazi’s van 1935 tot 1937 met de slogan ‘Wein ist Volksgetränk!’ organiseerden in bijna duizend steden. De Duitse historicus Christof Krieger schreef er een boek over in 2018 (foto).

Het is een van de onderwerpen die wijnkenner Albert de Jong aansnijdt in een artikel over de Nazi-Duitse wijngeschiedenis.

Het werd eerder gepubliceerd in het Vlaamse Jéroboam Wijnmagazine van Marc Gillis. Nu ook hier te lezen, met toestemming van beide heren.

Onbeschreven Duitse wijngeschiedenis

– door Albert de Jong

Bij wijnpublicaties gaat het altijd over de aangename kanten ervan. Slechts zelden, of er moet een schandaal zijn, gaat het over minder positief nieuws. Dat komt omdat wijn gezelligheid creëert en artikelen dienen dat vooral te benadrukken.

Een andere reden is dat publicaties vaak voortkomen uit geregisseerde promotiecampagnes en de schrijver uitsluitend dient als doorgeefluik. Hierdoor is er nauwelijks aandacht voor historisch duistere kanten binnen de wijnbouw en veelvuldig zijn die rafelranden netjes weggeknipt.

Hieronder wil ik enkele van die sprookjes eens ophelderen!

De Wijnkoningin – een relikwie van nazi-wijnpropaganda

Het meest in het oog springende voorbeeld van aangepaste geschiedschrijving is de herkomst van de Wijnkoningin. Daarvan wordt bericht dat de eerste Duitse Wijnkoningin in 1948 het levenslicht aanschouwde. Dit is maar gedeeltelijk waar en klopt alleen als men naar de geschiedenis van de jaarlijkse landelijke titel en de bijhorende kroningsceremonie te Neustadt an der Weinstrasse kijkt.

Historisch juist bezien is deze promotiefunctie echter niets anders dan een zuivere creatie van Hitler-Duitsland. In de laatste periode van de Weimar Republiek en het prille begin van het Derde Rijk heerste er binnen de Duitse wijnbouw een diepe crisis. De wijnboeren hadden grote afzetproblemen en de prijzen waren nauwelijks voldoende om de gemaakte kosten terug te verdienen.

Om die armoede te beteugelen hebben de nationaal-socialisten een efficiënt promotielichaam opgezet en effectieve reclamecampagne’s bedacht. Onder het credo van: ‘Wein ist Volksgetränk’, hebben zij de burgers gestimuleerd om zoveel mogelijk wijn te gaan drinken en zo hun meer traditionele bier te laten staan. Deze promoties waren zelfs zo succesvol dat Duitsland vanuit een wijnoverschot-situatie naar een heus wijn tekort is gegaan. Eén van die PR-triomfen betrof de zogenaamde Patenwein-acties.

In de jaren 1935, 1936 en 1937 organiseerden de nationaal-socialisten enorme wijnfeesten in bijna alle stadsmetropolen, waarbij de grote stad het kleine wijndorp enkele dagen adopteerde. Deze campagnes waren vaak meerdaagse festijnen opgesmukt met optochten, proeverijen, muziek, nazi-indoctrinatie en ander volksvermaak. Afhankelijk van de stadsgrootte werden deze één of meerdere keren per jaar georganiseerd met telkens weer een ander wijndorp. Een vast ritueel was ’s avonds een uitverkiezing tot Wijnkoningin onder de talrijk aanwezige jongedames. Dit ritueel werd dagelijks opnieuw herhaald en gold uitsluitend voor die avond.

De vergeten Joodse wijnhandel

Regelmatig tonen wijnpromoties en wijnboeren antieke wijnlijsten van internationaal vermaarde hotels, restaurants en wijnhandels waarop de Duitse Rieslings de allerduurste wijnen zijn. Zelfs veel duurder dan de eveneens vermelde Grand Cru exemplaren uit de Bordeaux en Bourgogne. Nauwelijks wordt daarbij echter aangehaald dat die vroege glorietijd, tussen eind 19e en begin 20ste eeuw, vooral de verdienste was van de toenmalige grote oodse wijnhandel en hun wereldwijde netwerk.

In het voormalige Pruisen, het militaire en politieke machtsblok binnen het latere keizerrijk, waren de Joodse burgers vrijwel geheel uitgesloten van hoge bestuurlijke krijgs- en overheidsdiensten. Door die behandeling waren zij veel meer in dienstverlenende functies werkzaam, zoals bankier, effectenhandelaar, kledingproducent of wijnhandelaar.

Het beroep van wijnhandelaar was traditioneel een zeer populaire arbeid binnen Joodse kringen en schattingen over hun marktaandeel lopen uiteen van vijftig tot aan tachtig procent. Hierdoor waren er verschillende grote wijnhandels en ook Sektkellereien in Joods eigendom. Enkele zeer beroemde Joodse handels waren bijvoorbeeld: Loeb, Sichel, Fromm, Scholl & Hillebrand, Kempinski en Hallgarten. Veelvuldig hadden zij ook wijngaarden in bezit en het totaal daarvan beliep meer dan 400 hectare, welke verspreid waren over alle wijnregio’s. Die wijngaarden werden veelal verpacht aan lokale wijnboeren.

De wijninkoop verliep indertijd veelal via het systeem van veilingen, dit was zo geregeld om de prijsdruk van de handel op de individuele wijnboer te helpen verlichten. Zo’n veiling werd regelmatig georganiseerd en duurde soms wel enkele dagen. De wijn werd daar traditioneel in hele fusten aangeboden en de koper diende dan zelf de botteling te verzorgen.

De nationaal-socialisten probeerden direct na hun machtsovername in 1933 de wijnmarkt jodenvrij te maken, maar zij stuitten op het probleem dat er geen directe vervangers klaarstonden. Hierdoor heeft de Joodse wijnhandel tot aan de Kristallnacht, november 1938, redelijk ongestoord verder kunnen werken. Na deze nacht was hun ietwat relatieve rust echter voorbij en kregen zij net als alle andere joden, deze groep al in 1935, een algeheel beroepsverbod.

Zij werden toen verplicht te stoppen en moesten al hun economische bezit gedwongen verkopen. Deze dwangverkopen brachten nauwelijks een fractie van de daadwerkelijke waarde op en hierdoor hebben regionale nazi-kopstukken en ook wijnboeren zichzelf behoorlijk verrijkt. In de nacht van de gebroken vensters zelf zijn er naast synagogen ook Joodse wijnhandels verwoest en geplunderd. Diverse Joodse wijnhandelaren werden tevens gedwongen door steden en wijndorpen te marcheren in de zogenaamde ‘vernederingsmarsen’.

Enkele wijnhandelaren lukte het, veelal geheel berooid, naar het buitenland te vluchten en zo de shoah te overleven. Een enkeling kwam zelfs, na de oorlog, terug naar Duitsland en begon gelijk weer met de handel in Duitse wijn.

Dat het elimineren van de Joodse wijnhandel niet eenvoudig was, bewijst een spijtbetuiging van een wijnboer uit Rheinhessen. Deze wijnboer was lid van de NSDAP en werd erop gewezen dat hij ondanks het toen geldende partijverbod toch zijn wijn aan een Joodse firma had verkocht. Als excuus voerde hij toen aan: ”Maar de joden betalen meer voor mijn wijn dan de Duitse wijnhandel!”

Gelukkig komt er momenteel steeds meer aandacht voor de rol van de Joodse wijnhandel en hopelijk leidt die aandacht eens tot een gedegen wetenschappelijk onderzoek. Want slechts weinig wijnboeren zijn zich bewust van hun grote verdienste. Een positieve uitzondering op deze regel vormt de oud-VDP-voorzitter Prinz zu Salm Salm, hij heeft in zijn dorp Wallhausen zelfs een gedenkteken voor ze opgericht!

‘Omdat Adolf Hitler hier de aanplant van spätburgunder verboden had!’

Deze onzin leest men regelmatig in artikelen of krijgt men als antwoord op de vraag waarom er aan de Moezel zo weinig rode wijn wordt verbouwd. Echter dit verhaal is een zo diep geworteld misverstand dat wijnboeren en schrijvers dit veelvuldig als vaststaand historisch feit verder geven. Dat is gewoon heel weinig doordacht, want iedereen die zich maar enigszins verdiept in Adolf Hitler komt er al heel snel achter dat hij anti-alcohol was. Hitler speelde zelfs, in het prille begin van zijn rijk, met de gedachte om naar Amerikaans model een algeheel alcoholverbod uit te vaardigen!

De bemoeienis met de wijnbouw was voornamelijk een zaak van lagere, regionaal georiënteerde nazileiders die veelal zelf uit de wijnregio’s kwamen. Zij hadden feitelijk geen noemenswaardige invloed op het dagelijkse bestuur van het Derde Rijk. Eén creatie van de regionale nazi-invloed is tot op de dag van vandaag nog dominant aanwezig. Want dat is namelijk de tachtig kilometer lange Deutsche Weinstrasse met zijn Weintor te Schweigen, in de heerlijke wijnregio Pfalz!